Einbecker bier

Wat was Einbecker?

‘Einbecker’ was in de middeleeuwen het bier van de stad Einbeck. Einbeck ligt in Saksen, zestig kilometer ten zuiden van Hannover. Destijds was Saksen de belangrijkste bierregio van het toenmalige Duitsland. Steden als Bremen, Hamburg, Lübeck en Wismar, en in iets mindere mate Stralsund, Hannover, Goslar, Brunswijk en Zerbst exporteerden hun bier grootschalig.

Belangrijk en succesvol was vooral het Hamburgs wit, een lichtgekleurd bier op basis van 90 procent gerstemout en 10 procent tarwemout. Hamburgs wit was eind 13e eeuw populair geworden en werd sindsdien veel geëxporteerd en vaak nagebrouwen. Een van die 'verwanten' was het Einbecker bier.

Hoppig tarwebier

Een zeer vroege informatieve getuigenis over Einbecker is  afkomstig uit Holland! In een document uit 1340 omtrent de rechten van Delftse brouwers stond dat hun bier toen zeer in trek was; zozeer zelfs, dat ‘het door de goetheyt der hoppe, en om haer lichten en aengenamen smaeck [...] seer over-een-quam met het Londens-bier der Engelschen, en het Hamburchsche der Eimbischen!’ Met die laatste werden de Einbeckse brouwers en hun variant van het Hamburgs bedoeld.

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Het originele Hamburgs wit smaakte naar verluidt licht zoetig en iets wijnachtig en was niet heel goed houdbaar. De Einbecker brouwers maakten er echter iets anders van. Dat blijkt uit het boek Geschichte der Stadt Einbeck uit 1854, waarin veel gegevens staan over de samenstelling, de brouwwijze en het karakter van het bier. Het werd gebrouwen met twee derde lichte gerstemout en een derde tarwemout. (Ter vergelijking: in het tegenwoordig zo bekende weizenbier gaat minimaal 50% tarwemout.) Zij brouwden daar een fris ruikend, helder, doorzichtig geelgekleurd bier mee, dat vooral ook zwaarder was dan gewoon bier. Het wort ervoor was moutrijk en werd lang gekookt. Hierbij hanteerden de brouwers een kerfstok die aangaf hoe hoog het wort in de brouwketel stond, en dus wanneer het ver genoeg ingekookt was. Einbecker werd ook sterk gehopt. De beschrijving doet al met al wat denken aan het tegenwoordige wheat beer of wheat ale. De hop voor Einbecker kwam overigens uit de omgeving, onder meer van de Altendorfer Berg even buiten de stad.

Brouwen mochten de Einbeckers alleen in de koelere periode, van Sint-Maarten (11 november) tot 1 mei. Ook op 1 mei werd jaarlijks bekendgemaakt welke burgers wanneer mochten brouwen in het daaropvolgende jaar. Het stadsbestuur bemoeide zich met de brouwpraktijk en met de handel in en de kwaliteit van het bier.

Uit verschillende bronnen valt op te maken dat Einbecker veel beter houdbaar was dan het originele Hamburger. Dat was waarschijnlijk omdat het ver ingekookt werd en dus zwaarder was en omdat het steviger werd gehopt. Het is een van de succesfactoren van het Einbecker geweest - naast de smaak natuurlijk. Maarten Luther (die van de Reformatie) zou in 1521 hebben gezegd dat het ‘der beste Trank, den einer kennt' was.

Dorstige liefhebbers

Uit diverse 16e-eeuwse getuigenissen is op te maken waaróm het destijds zo populair was. In 1555 bijvoorbeeld schreef de Zweedse geleerde en diplomaat Olaus Magnus over dit ‘opmerkelijke’ bier. Het was volgens hem ‘tamelijk bitter door overvloedig hopkarakter’ en ‘’s zomers goed tegen de dorst’. Ook de dichter Heinrich Knaust rekende Einbecker in zijn boek over het bierbrouwen uit 1575 tot de ‘zomerse lichte’ bieren. Het werd inderdaad speciaal voor de zomer gebrouwen, in de koelere maanden die daaraan voorafgingen.

De arts, apotheker en plantkundige Jacob Theodor, oftewel Tabernaemontanus, liet in 1588 zijn indruk van dit zomerbier na in zijn Neuw Kreuterbuch: ‘Het Einbecker bier is dun, subtiel, helder en doordringend, is van smaak bitterachtig met een zachte scherpheid op de tong, en lest de dorst goed.

Piek en dal

Einbecker was een luxebier en een van de duurste uit deze streek. Wegens zijn smaak en goede houdbaarheid werd het grootschalig geëxporteerd, zelfs naar ver weg gelegen oorden als Utrecht, Stockholm en Innsbruck.

Toen Magnus, Knaust en Tabernaemontanus over Einbecker schreven, was het echter al over zijn hoogtepunt heen. Dat kende het vooral in de 15e eeuw. In Einbeck bezaten destijds ongeveer 650 inwoners brouwrecht. De ambachten van kuipers, kopersmeden, houthakkers en wagenmakers bloeiden mee. In de eerste helft van de 16e eeuw leden handel en economie echter sterk onder de gewijzigde politieke en maatschappelijke verhoudingen door de Reformatie. De Hanze, voor de handel zo belangrijk, verzeilde in een crisis. In 1540 verwoestte bovendien een stadsbrand bijna heel Einbeck met zijn vele houten brouwhuizen.

De verspreiding van het befaamde bier kreeg zo klap na klap. Desondanks waren en bleven er liefhebbers. In Beieren vond men die zelfs in de hoogste kringen – de hertogen van Beieren.

 Vervolg: